Het 3-MARKEN boek

3Marken boekHet 3-Marken boek is een transcriptie en hertaling van de markeboeken van Beuningen, Berghuizen en De Lutte.
Dit werk is verricht door Henk Koop en Harm Smeenge, met hulp van vele anderen.
Het boek kent een oplage van 500 exemplaren en is volledig uitverkocht.

Lutter Holtink in de Buirbenck of op de Spraecstede?
Mensen, die het markeboek van de Lutte hebben ingezien en daar gelezen hebben van een Buirbenck en een Spraecstede, leggen snel het verband dat de Buirbencke het zelfde is als de Benke, die achter de Spaakstede ligt, waarnaar het Benkepad is vernoemd. Werd de holtink ook op in de Buirbencke of op de Spraeckstede gehouden?

In het Middel Nederlands Woordenboek betekent Spraecstede: Eene plaats waar gesproken wordt of gesproken mag worden, conversatiezaal (in de kloosters). Ook eene plaats waar besprekingen of beraadslagingen gehouden worden. Vergelijk Middelhoogduits. sprâchhus, “raadhuis”. Spraek betekent: Eene meer of minder plechtige of ambtelijke bespreking van of beraadslaging over het een of ander onderwerp; vergadering, bijeenkomst, mondgesprek.
Daarmee is de boerderij Spraakstede, op zijn minst taalkundig gezien, de waarschijnlijke plek in de marke Lutte, waar beraadslaagd werd en waar de holtinkvergaderingen werden gehouden.

Wat zegt het markenboek over de Buirbenck en de Spraecstede?
Twee keer wordt de Buirbencke in het markenboek genoemd. Een keer, op 4 mei 1652, als bij de opsommingen van de overtredingen van de boeren, boer Spraakstede een tak van een beuk bij de Buirbencke kapt en moet hij daarvoor een boete betalen.
“Anno 1652 den 4 maij is een vorholtinck geholden ….Spraackstede die toege van die boecke bij die Bȗirbencke”
Hier is de Bȗirbencke duidelijk een veldnaam, waarschijnlijk niet ver van de Spraakstede.
Op 22 mei 1660 wordt de Holtingvergadering in de Lutter marke gehouden.
“Ende hebben die Bȗirrichter Jan Varwick die Banck gespannen in die Bȗirbencke”.
De bank in “die Banck gespannen” toont verwantschap met het woorden rechtbank en aanspannen van een proces. Bij “die Bȗirbencke” ligt het voor de hand te vermoeden, dat dit de zelfde veldnaam Buirbencke is, als van 1662.
In de inleiding van het markenboek, dat zo midden 15e eeuw is geschreven staat een passage over hoe een holtingh gehouden moet worden.
“Item wanneer een Richter mit den Erffexen der daer toe Gesaet sin toe minnesten ende met den Bȗeren eenen Holtingh
offte eene wroege hebben wil, so sal een Richter sitten gaen up die Bencke unt twie sinen Bȗiren toe Kornoeten
ende leghen een gerichte als wontlijck is, ende gebeden danden Bȗren bij xx penninge dat sie in die bencke gaen, wan:
neer dat geschiet is, so sal sie esschen die Sworen dat sie wiesen wat wrogber is.”

Hertaald, staat er:
Verder, als een richter met de erfgenamen, die daartoe ten minste bereid zijn, met de boeren een holtinkvergadering of een wroege (de aanklacht van buren dat iemand een overtreding heeft begaan) wil hebben, dan moet een richter op de bank gaan zitten samen met twee van zijn boeren tot koernoeten (bijzitters die de voorzitter ondersteunen) en gericht houden zoals gewoonte is. Dan [moet hij] de boeren gebieden, op straffe van xx penningen, dat ze in de bank gaan en als dat is gebeurd, zal hij eisen dat de gezworenen hun oordeel geven welke overtredingen er zijn.
Hier gaat het meer om een bank als meubelstuk, waar de richter op gaat zitten en waar de buren in schuiven. Tegenwoordig komt men vóór de rechtbank. Een gelijkstelling van de hier omstreeks 1443 genoemde Bencke met de later in de 17e eeuw genoemde Buirbencke is verleidelijk.
Maar op 13 februari 1683 werd er Holtink gehouden in Oldenzaal. Er is een geschil tussen de marke en Baron de Heijden. De Baron wil op zijn erf, het Hanhof ,hout kappen, maar dat mag niet van de marke.
“Ao 1683 den 13 feb úitgaende holtinggeholden binnen Oldensael….Op de gemeene clachten der goetheeren dat d’heer Baron de Heijden, voor hebbende ut het holt van t’erve Haenhoff te laeten wech-hoúwen, is goetgevonden, met allemiddelen daer tegens te gaen, en tegens sijn welgeb te procederen na marcken rechte, en worden de geswoordes en gemeene boeren wel scherpelijck bij desen belast, alle het gehoúwen holt datelijck aen te tasten, en het holt in de boerbancken te brengen, neffens de waegen en perden binnen oldensael”

Hertaald, staat er:
Op de gemeenschappelijke klachten van de goedheren, dat de heer Baron de Heijden, van plan zou zijn uit het hout van het erve Haenhoff te laten wegkappen, is geoordeeld, dat alle middelen worden ingezet om dit tegen te gaan, Tegens zijn welgeborene zal naar markenrecht [worden] geprocedeerd. Bij deze, worden de gezworenen en gezamenlijke boeren nadrukkelijk opgedragen, al het gekapte hout onmiddellijk te vorderen en het in de boerbanken te brengen, naast ook de wagen en de paarden binnen [de muren van de stad] Oldenzaal.
Het wederrechtelijk door de Born gekapt hout moet dadelijk, met de in beslag te nemen wagens en paarden “in de boerbancken … binnen Oldenzaal“ gebracht worden. Hier lijkt het erop dat de boerbancken binnen Oldenzaal liggen.
Dan is er nog een passage waarin de centrale rol van de Spraakstede naar voor komt, in de inleiding van het markenboek uit midden 15e eeuw.
“Item men sal hebben in der Marcke een stede als bi der Spraeckstede daer sal men, E?ehe maken, daer sal men elcke veirken een brandt geven, Ende daer malck toe sehen die daer verckene brenget, dat sie all gebrandt sijn, want welck daer niet gebrant een weer, dat sal men gelden ende schutten voereen ungewaert veirken”

Hertaald, staat er:
Verder moet men in de marke een plaats hebben, zoals bij de Spraakstede, waar men (… ?) maken. Daar zal men elk varken brandmerken en die daar varkens brengen, zullen op elkaar toezicht houden, dat ze allemaal gebrandmerkt zijn. Want een varken, dat daar niet is gebrandmerkt, dat moet men in beslag nemen en het mag pas op borgtocht worden vrijlaten (schutten), zoals [gebeurt met] een varken, dat ongerechtigd is.
Hier gaat het om een vaste plaats om varkens te brandmerken bij de Spraakstede. Helaas is een cruciaal woord onleesbaar: daer sal men, E?ehe maken.
Vanaf 1628 staan de holtingvergaderingen in het markenboek opgetekend. Aanvankelijk, van 1628 tot 1660, werden de vergaderingen in de Lutte gehouden. In deze periode wordt 7 keer “in de Lutter marke” vermeld. Van die 7 keer wordt er een keer, namelijk in 1660 gezegd “die Banck gespannen in die Bȗirbencke”. In deze Lutter periode is 8 keer de plaats van het vergaderen niet vermeld.
In de periode 1668-1708 werd er 11 keer in Oldenzaal vergaderd, waarvan een keer specifiek vermeld in het Raadhuis in Oldenzaal. Een keer in deze periode is de vergaderplaats niet genoemd. Dan is er twee keer, namelijk in 1709 en 1714, holtingvergadering op het erve Boerrichter in de Lutte gehouden. Daarna, van 1718-1817, wordt er bijna een eeuw vergaderd in de Plechelmuskerk in Oldenzaal (21 keer). Twaalf keer in deze periode wordt de plaats niet vermeld en een keer staat er alleen Oldenzaal, zonder dat de Plechelmuskerk wordt genoemd. Tussendoor in 1810 wordt er nog een keer op het erve Boerrichter in de Lutte vergaderd.

Conclusie:
Vast staat dat de Spraakstede een centrale rol vervulde in de marke. Volgens het markenboek werden op de“stede als bi der Spraeckstede” de varkens er gebrandmerkt. De naam Spraeck is verwant met beraadslaging, maar in het markenboek zelf, wordt nergens meer vermeld, dat er op het erve Spraakstede werd vergaderd. De tijd dat de naam Spraeckstede ontstond, ligt natuurlijk vóór de periode, van de verslagen van de holtingvergaderingen, die bewaard zijn gebleven in het markenboek. Daarom is het niet uitgesloten dat de Spraeckstede de vergaderplaats voor de holtink was, maar in het markenboek is daar geen sprake (meer) van.
De veldnaam Buirbencke lag in 1652 niet ver van de Spraakstede. Een keer, in 1660 wordt de “Banck gespannen in die Bȗirbencke”. In 1683 zijn de boerbancken in Oldenzaal. Ook hiervoor geldt dat de naam Buirbencke ouder is dan het markenboek. Het is daarom niet uitgesloten dat op plaats van de Buirbencke, ook een Buirbencke heeft gestaan, waarin de Banck daar werd gespannen. Een bevestiging hiervoor in het markenboek is erg mager.
Alleen op 22 mei 1660 wordt de Holtingvergadering in de Lutter marke gehouden, “Ende hebben die Bȗirrichter Jan Varwick die Banck gespannen in die Bȗirbencke”.

Vragen naar aanleiding van bovenstaand artikel
Kun je ook nog in jouw artikel aangeven
1. Wie werden uitgenodigd voor de holting
De bewoners van gerechtigde erven en de goedheren en erfgenamen. De bewoners werden als volgt uitgenodigd:
15e eeuw: “Verder als de [Boer]richter met zijn boeren een holtingvergadering wil houden, dan moet hij daarvan vanuit zijn eigen huis bericht geven naar de drie huizen van zijn naaste buren, met name naar Pollink, naar Spraakstede en naar Groenhaar. Dan moet ieder van de drie de berichtgeving door geven aan zijn naaste buren, bij xx penningen en die dan weer verder aan zijn naaste buren (noabers), zoals dat gewoonte is.”
Bij wie de boodschap dan blijft hangen en het dus niet voortzegt, krijgt een boete van xx penningen.”
De goedheren en erfgenamen werden schriftelijk uitgenodigd:
1776: “Na de rondgezonden oproep voor de vergadering en de hier twee maal gepubliceerde afkondiging in de kerk, zijn de goedheren en erfgenamen van deze marke vergaderd, om te beraadslagen en te besluiten over de volgende punten: …”
1. Was de vergadering boetplichtig
1788: Als er op een vergadering te weinig goedheren waren komen opdagen wordt de volgende vergadering boetplichtig: “op pene van verstek te hunne stem”. Ze verliezen hun stemrecht. Waarschijnlijk alleen ten aanzien van de op die vergadering te behandelen zaken, want verder komt men niet terug op deze pene.
“Dog alzo zeer weinige en geen andere dan d’onderschrevene / goedheeren / alhier op heden gecompareerd zijn
en dus niet finaal hier over kan worden geresolveert,is goedgevonden deze vergaderinge te prolongeren tot heden over agt dagen, waar toe d’Goedheeren op een rondzendinge, op pene van verstek te hunner stem, zullen geconvoceert worden.”
1. Wie had stemrecht
Zoals vaak in de aanhef van de notulen vaak staat beschreven, zijn de: goedheren en erfgenamen van deze marke vergaderd, om te beraadslagen en te besluiten. De goedheren hebben samen met de markenrichter stemrecht en na 1777 ook de eigengeërfden. De goedheren of de kloosters, het kapittel en ook de goedheren zelf, sturen vaak afgevaardigden. Hun rentmeesters of familieleden. Die komen dan “wegens …”. In 1715 hebben de gezamenlijk Boermannen zelf een voorstel gedaan over de regels van het plaggen ed. Deze akte is door 57 boeren getekend met een handmerk (een kruisje) en wordt door de goedheren overgenomen.
1. Waaruit werden de keurnoten gerekruteerd
In de periode 1649-1652 werden 5 bijholtingvergaderingen gehouden. Op deze bijholtinks worden alleen de overtredingen behandeld en worden verder geen besluiten genomen. Hier liet de holtrichter, normaliter de Landrentmeester van Twente, zich vervangen. De koernoten zijn bij uitzondering boeren. Op alle ander vergaderingen zijn koernoten goedheren.
1. Waaruit werden de gezworenen gerekruteerd
De gezworenen worden, per heurne uit de bewoners van de volle erven benoemd door de goedheren, meestal voor een periode van 3 jaar. Soms worden ze herbenoemd voor een langere periode. Meestal zijn de gezworenen de swaeren, de grootste boeren van een heurne, met enig aanzien.
1. Waaruit bestaat het verschil tussen keurnoten en gezworenen
Een koernoot is een goedheer met stemrecht. Een gezworenen is een horige bewoner van een erf zonder stemrecht, maar met de plicht om samen met de Boerrichter op andere ingezetenen van de marke toe te zien, dat ze zich aan de regels en besluiten van de goedheren houden.

{backbutton}